DoeMee-onderzoek Wet openbaarheid bestuur (Wob)

De Rekenkamer Rotterdam heeft deel genomen aan een landelijk onderzoek naar de wijze waarop Nederlandse gemeenten omgaan met informatieverzoeken onder de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Het jaarlijks ‘DoeMee-onderzoek’ is een initiatief van de Nederlandse Vereniging van Rekenkamers & Rekenkamercommissies (NVRR). In totaal deden ongeveer 80 rekenkamers mee, waaronder die van Amsterdam en Utrecht.

werkinstructies op orde, toegankelijkheid Wob-verzoek kan beter
In een raadsbrief brengt de rekenkamer enkele punten uit het onderzoek onder de aandacht die betrekking hebben op de Rotterdamse situatie.

Uit het onderzoek blijkt dat de werkinstructies rond de afhandeling van Wob-verzoeken aan de geldende eisen voldoet. Wel valt op dat de gemeente Rotterdam geen extern beleidskader heeft met daarin procedures en regels rondom Wob-verzoeken. De vraag is dan ook of burgers voldoende zicht hebben op de wijze waarop een Wob-verzoek wordt ingediend en de werkwijze van de gemeente bij de afhandeling daarvan.

beslistermijnen vaak overschreden
Ruimte voor verbetering is er ook ten aanzien van de beslistermijnen op Wob-verzoeken. In de periode 2018-2020 gold een gemiddelde termijn voor afdoening van 69 dagen. Dit is meer dan het maximum van vier weken plus, vier weken verlenging, dat de wet voorschrijft. In 2018 volgde op zo’n 80% van de verzoeken een te laat besluit. In 2020 was dit 54%.

Wet open overheid (‘Woo’).
De bovengemiddelde overschrijding van de beslistermijnen in Wob-procedures in Rotterdam acht de rekenkamer zorgelijk. Niet alleen omdat de vragende burger niet goed wordt bediend, maar ook met het oog op de in werking tredende Woo. In deze wet zijn de beslistermijnen gehalveerd: van vier weken naar twee weken, wat ook geldt voor een eventuele verlenging.

DoeMee-onderzoek
Voor het jaarlijks DoeMee-onderzoek van de NVRR bundelen decentrale rekenkamers de krachten om lokale ontwikkelingen of vraagstukken in een breder perspectief te kunnen plaatsen. De uitvoering van het onderzoek vond plaats door het onderzoeksbureau Pro Facto, onder begeleiding van de Rekenkamer Rotterdam.